Hoofdstuk 15
Barcelona
15 april 1334
ernat telde het geld dat Grau hem had betaald en gooide het prevelend in z ijn beurs. Het zou genoeg moeten zijn, maar... die vervloekte Genuezen! Wanneer zou er eens een einde komen aan de blokkade? Barcelona had honger. Bernat hing de beurs aan zijn gordel en ging op zoek naar Arnau. De jongen was ondervoed. Bernat bekeek hem bezorgd. Het was •en harde winter geweest. Maar ze waren de winter in elk geval doorgekomen. Hoeveel mensen konden hem dat nazeggen? Bernat kneep zijn lippen op elkaar, aaide zijn zoon over zijn hoofd en liet lijn hand opna binnengelopen, een van de weinige die erin geslaagd waren de blokklade van de Genuezen te omzeilen. De astronomisch bedrag opgekocht, met de bedoeling om het daarna tegen betaalbare prijzen door te verkopen aan haar inwoners. Die vrijdag was er tarwe op de plaga del Blat, en vanaf vroeg in de ochtend dromden de mensen er samen en verdronge zien hoe de graanmeters het graan klaarzetten. Ondanks de pogingen van de autoriteiten om hem het zwijgen op te leggen, hield een karmelieter monnik al een pa zijn schouder rusten. Hoeveel mensen waren er niet omgekomen door kou, honger en ziekten? Hoeveel vaders konden hun hand nog op de schouders van hun zoon laten rusten? Je leeft in elk geval nog, dacht hij. Die dag was er een schip met graan in de haven van Barceloar maanden opruiende preken; hij gaf de machtigen de schuld van de hongersnood en beschuldigde hen ervan tarwe achter te houden. De tirades van de monnik hadden hun uitwerking niet gemist en de hele stad gonsde van de geruchten. Zo kwam het dat de mensen die vrijdag in steeds grotere aantallen onrustig over de plaga del Blat liepen. Ze maakten ruzie met elkaar en liepen al duwend naar de tafels waar de functionarissen in de weer waren met het graan. De autoriteiten hadden berekend op hoeveel tarwe iedere Barcelonees recht had en hadden de stoffenhandelaar Pere Juyol, inspecteur van de plaga del Blat, opgedragen om toe te zien op de verkoop. 'Mestre heeft helemaal geen familie!' riep hij een paar minuten nadat de verkoop was gestart tegen een haveloze man die in gezelschap was van een nog havelozer kind. 'Van de winter zijn ze allemaal gestorven,' voegde hij eraan toe. De graanmeters pakten Mestres graan weer af, maar er klonken steeds meer beschuldigingen: die man heeft een zoon bij de andere tafel; hij heeft al graan gekocht; die heeft helemaal geen familie; dat is zijn zoon niet, hij heeft hem alleen maar bij zich om meer te kunnen vragen... Op het plein ontstond gemor. De mensen verlieten de rijen, begonnen te protesteren en hun argumenten kregen al snel de vorm van beledigingen. Iemand eiste schreeuwend dat de autoriteiten de tarwe die ze achterhielden naar de markt zouden brengen, en veel mensen sloten zich woedend bij die eis aan. De graanmeters werden belaagd door de hongerige massa, die voor de verkooptafels was samengedromd; de ordehandhavers wilden ingrijpen en alleen dankzij een snelle beslissing van Pere Juyol liep de situatie niet uit de hand. Hij beval de tarwe naar het Paleis van Justitie te brengen, aan de oostkant van het plein, en legde de verkoop voor die ochtend stil. Bernat en Arnau keerden terug naar Grau's huis om verder te gaan met hun werk, teleurgesteld omdat ze er niet in waren geslaagd ook maar een korrel graan te bemachtigen. Op de binnenplaats vertelden ze de stalmeester en wie het maar horen wilde wat er op de plaga del Blat was voorgevallen; ze namen geen blad voor de mond en gingen tekeer tegen de autoriteiten en klaagden over de honger die ze leden. Achter een van de ramen aan de binnenplaats maakte de barones, die op het tumult was afgekomen, zich vrolijk om de noden van de gevluchte horige en zijn brutale zoon. Ze sloeg hen gade en een glimlach verscheen om haar lippen toen ze zich de orders herinnerde die Grau haar voor hij op reis ging had gegeven. Had hij niet gezegd ervoor te zorgen dat zijn schuldenaren te eten zouden krijgen? De barones pakte de beurs met het geld voor eten van de gevangenen die opgesloten zaten vanwege hun schulden aan haar man, riep de huismeester en beval hem die taak op te dragen aan Bernat Estanyol. Hij moest zijn zoon Arnau meenemen voor het geval er zich problemen zouden voordoen. 'Herinner ze eraan,' zei ze tegen de slaaf, die samenzweerderig lachte, 'dat dit geld bedoeld is om tarwe te kopen voor de gevangenen van mijn man.' De huismeester deed wat hem gezegd was en genoot van de ongelovige uitdrukking op het gezicht van vader en zoon; toen de vader de beurs pakte en de geldstukken op zijn hand woog, keek hij nog ongeloviger. 'Voor de gevangenen?' vroeg Arnau aan zijn vader, toen ze buiten stonden. 'Ja.' 'Waarom voor de gevangenen, vader?' 'Ze zitten gevangen omdat ze Grau geld schuldig zijn en hij is verplicht hun eten te betalen.' 'En als hij dat niet doet?' Ze liepen verder in de richting van het strand. 'Dan zouden ze hen vrijlaten en dat wil Grau niet. Hij betaalt de koninklijke belastingen, hij betaalt de gevangenbewaarder en het eten van de gevangenen. Zo staat het in de wet. 'Maar...' 'Laat nu maar jongen, laat nu maar.' In stilte liepen beiden verder naar huis. Die middag gingen Arnau en Bernat naar de gevangenis om hun vreemde opdracht uit te voeren. Van Joan, die als hij van de kathedraalschool terugliep naar Peres huis dat de gemoederen nog niet waren bedaard, en al in de carrer del Mar, die vanaf de Santa Maria naar het plein liep, hoorden ze de menigte schreeuwen. De massa had zich verzameld rond het Paleis van Justitie; daar lag de 's ochtends weggehaalde tarwe opgeslagen en daar zaten ook de mensen gevangen die Grau geld schuldig waren. De mensen wilden de tarwe en de Barcelonese autoriteiten beschikten niet over voldoende soldaten om de distributie ordelijk te laten verlopen. De vijf raadslieden, in vergadering met de rechter bijeen, probeerden een oplossing te vinden. 'Laat ze zweren,' zei de een. 'Zonder eed geen tarwe. Elke koper moet zweren dat hij net zoveel vraagt als nodig is om zijn familie te onderhouden en niet meer dan waar hij recht op heeft.' 'Zou dat voldoende zijn?' weifelde een ander. 'Een eed is heilig!' antwoordde de eerste. Ze leggen toch ook een eed af op hun onschuld, bij een contract en bij schuldbekentenissen? Ze gaan toch ook naar het altaar van Sint Felix om een eed af te leggen bij testamenten?' En zo werd het vanaf een balkon van het Paleis van Justitie bekendgemaakt. De mensen brachten het bericht over aan degenen die de voorgestelde oplossing niet hadden kunnen horen, en de vrome christenen die zich verdrongen om het graan op te eisen, maakten zich gereed om een eed af te leggen... voor de zoveelste keer in hun leven. De tarwe keerde terug op het plein, waar de honger niet verdwenen was. Sommigen legden een eed af. Anderen koesterden argwaan, en opnieuw klonken er beschuldigingen en werd er geschreeuwd en geruzied. Het volk eiste opnieuw de tarwe op die de autoriteiten volgens de karmelieter monnik achterhielden. Arnau en Bernat waren nog in de carrer del Mar, tegenover het Paleis van Justitie waar de verkoop van de tarwe was gestart. De mensen om hen heen schreeuwden uitzinnig. 'Vader,' vroeg Arnau, 'zal er tarwe overblijven voor ons?' 'Vast wel, jongen.' Bernat probeerde zijn zoon niet aan te kijken. Hoe zou er nu tarwe voor hen kunnen overblijven? Er zou niet eens genoeg tarwe zijn voor een kwart van de burgers. 'Vader,' vroeg Arnau, 'waarom krijgen de gevangenen wel tarwe en wij niet?' Bernat deed alsof hij de vraag niet gehoord had door het geschreeuw; maar hij moest wel naar zijn zoon blijven kijken. Hij was uitgehongerd, zijn armen en benen waren dun geworden en zijn ogen puilden uit zijn sterk vermagerde gezicht, ogen die in betere tijden altijd zo onbezorgd hadden gelachen. 'Vader, hebt u me gehoord?' Ja, dacht Bernat, maar wat kan ik je antwoorden? Dat wij armen en honger bij elkaar horen? Dat alleen de rijken te eten hebben? Dat alleen de rijken het zich kunnen veroorloven om hun schuldenaren te onderhouden? Dat de armen niets voor hen betekenen? Dat de kinderen van armen minder waard zijn dan een gevangene? Bernat antwoordde niet. 'In het paleis is tarwe!' riep hij plotseling, met het volk meeschreeuwend. 'In het paleis is tarwe!' herhaalde hij nog harder, toen de mensen om hem heen zwegen en zich omdraaiden om naar hem te kijken. Al snel vestigden velen hun aandacht op de man die beweerde dat er in het paleis tarwe was. 'Hoe kan het anders dat de gevangenen te eten hebben?' schreeuwde hij weer, Grau's beurs omhooghoudend. 'Edelen en rijken betalen eten voor gevangenen! Waar halen de gevangenbewaarders die tarwe vandaan? Kopen ze die soms hier op de markt, net als wij?' De menigte week uiteen om Bernat, die buiten zinnen was, te laten passeren. Arnau liep achter hem aan en probeerde zijn aandacht te trekken. 'Wat doet u, vader?' 'Moeten de gevangenbewaarders soms ook een eed afleggen, net lid wij?' 'Wat is er met u aan de hand, vader?' 'Waar halen de gevangenbewaarders die tarwe vandaan? Waarom kunnen we onze kinderen niet te eten geven en krijgen gevangenen wel te eten?' De menigte raakte na Bernats woorden nog uitzinniger. Ditmaal konden de graanmeters de tarwe niet op tijd terughalen en de mensen wierpen zich massaal op hen. Pere Juyo bijna gelyncht. Ze brachten het er levend vanaf dankzij een paar ordehandhavers, die hen verdedigden Slechts weinigen konden voldoende tarwe bemachtigen om hun honger te stillen, aangezien de meeste tarw spreid lag en door de menigte werd vertrapt; sommigen probeerden het nog tevergeefs op te rapen voor ze zelf door hun medeburgers werden vertrapt. Iemand riep dat het de schuld van de raadslieden was en de menigte verspreidde zich, op zoek naar de notabelen van de stad, die zich in hun huizen schuilhielden. De collectieve woede had ook Bernat in zijn greep; hij schreeuwde buiten zichzelf en liet zich meeslepen door de massa's opgewonden mensen. 'Vader, vader!' Bernat keek naar zijn zoon. 'Wat doe jij hier?' vroeg hij tussen zijn geschreeuw door, terwijl hij door bleef lopen. 'Ik... wat is er met u aan de hand, vader?' 'Ga hier weg! Dit is geen plek voor kinderen.' 'Waar moet ik...?' 'Alsjeblieft.' Bernat overhandigde hem twee geldbuidels: die van hemzelf en de buidel die bestemd was voor de gevangenen en hun bewaarders. 'Wat moet ik met...?' vroeg Arnau. 'Ga weg, jongen, ga weg!' Arnau zag hoe zijn vader in de menigte verdween. Het laatste wat hij van hem opving, was de haat die uit zijn ogen sprak. 'Waar gaat u heen, vader?' riep hij, toen hij hem al niet meer zag. 'De vrijheid zoeken,' antwoordde een vrouw die ook stond toe te kijken hoe de menigte wegtrok door de straten van de stad. 'We zijn al vrij,' waagde Arnau het te zeggen. 'Als je honger hebt, ben je niet vrij, jongen,' verklaarde de vrouw. Huilend holde Arnau tegen de stroom in, botsend tegen de mensen.
De rellen duurden twee volle dagen. De huizen van de raadslieden en van vele edelen werden geplunderd en het volk, buiten zichzelf van razernij, liep van de ene plek naar de andere, eerst op zoek naar eten... en vervolgens op zoek naar wraak. Twee volle dagen was het een chaos in Barcelona, en de autori teiten stonden machteloos tot koning Alfons voldoende troepen stuurde om een eind te maken aan de onrust. Honderd mensen werden gearresteerd en vele anderen kregen een boete opgelegd. Van die honderd werden er tien na een kort proces tot de galg veroordeeld. Onder degenen die bij het proces als getuigen werden opgeroepen, waren er maar weinig die Bernat Estanyol, met zijn moedervlek bij zijn rechteroog, niet herkenden als een van de belangrijkste aanstichters van het burgeroproer op de plaga del Blat.